| Naam: | Hondsdraf |
| Naam(L): | Glechoma hederacea |
| Orde: | Lamiales 3.37 |
| Familie: | Lipbloemenfamilie |
| Familie(L): | Lamiaceae 123 |
| Vindplaats: | Ulestraten Wegkant |
| Datum: | 28-03-2007 |
| Voorkomen: | Algemeen |
| Bijzonderheden: | De naam komt van het Middelnederlands “hondsdraf” of “hunsdraf”: Hond niet in de letterlijke betekenis maar als denigrerende aanduiding(zoals in “hondsweer”= ongunstig, van geen waarde. Draf van draven of dreven dat kruipen of uitlopen betekende. Dus een “onwaardige, kruipende” plant. |
| Culinair: | Al in de middeleeuwen gebruikt als keuken- en brouwkruid. Bierbrouwen: Voor de introductie van hop (vanaf 13de eeuw) was hondsdraf een onderdeel van “gruit”, een mengsel van kruiden dat bier op smaak bracht en conserveerde. Zorgde voor een licht bittere, aromatische smaak en werkte ontsmettend. In de keuken: Jong blad in salades, soepen en stoofpotten. Ook als vervangend kruid voor tijm of munt. Soms toegevoegd aan kaas of boter. |
| Medicinaal: | Bekend als geneeskrachtig kruid sinds de romeinse tijd. Bij hoest of bronchitis vergelijkbaar met klein hoefblad. Bevordert eetlust en vertering. Als kompres op wonden. Thee van blad (licht bitter, aromatisch). Kruidenwijn of siroop. |
| Spiritueel: | Verschijnt vroeg in de lente dus symbool van herstel, wedergeboorte en zuivering. Soms in meikransjes verwerkt om ziekten en boze geesten te verjagen en beschermend zijn tegen betovering en elfeninvloeden. Verbonden met Freya en later Maria, gebruikt in wijdingen en rituelen. |


