| Naam: | Gele Kornoelje |
| Naam(L): | Cornus mas |
| Orde: | Cornales 3.32 |
| Familie: | Kornoeljefamilie |
| Familie(L): | Cornaceae 105 |
| Vindplaats: | Eysden Beemden |
| Datum: | 14-02-2008 |
| Voorkomen: | Algemeen |
| Bijzonderheden: | |
| Culinair: | De Grieken en Romeinen aten de kornoeljekers rauw of ingelegd in azijn en zout als aperitief. In middeleeuwse kloosterkeuken verwerkt tot vruchtenmoes, wijn of siroop; werd gezien als nuttige vrucht van soberheid, voedzaam, reinigend, licht zuur. Tegenwoordig nog steeds geliefd in Oost-Europa voor jam; Polen, Bulgarije en Servië. |
| Medicinaal: | Sinds de oudheid bekend als geneeskunde: Romeinen als maagversterking en koortsremmend. Middeleeuwen als hartversterkend, bloedzuiverend, tegen koorts, ontstekingen, en diarree. Vruchtensap bij verkoudheid en bloedarmoede. |
| Spiritueel: | De vroege bloei (februari/maart) maakte haar tot symbool van de terugkeer van het licht. In oude Germaanse en Slavische tradities als boodschapper van de lente. Bij erfgrenzen geplant als bescherming tegen ziekte en onheil. Christelijke symboliek: Symbool voor nieuw leven. Volgens middeleeuwse overlevering zou het kruis van Jezus gemaakt zijn van het harde hout van de kornoelje; vandaar ook de regionale naam “kruisboompje”. De rode vruchten symboliseerden dan het bloed van Christus. |


